maandag 24 augustus 2015

Van Leiden naar Amsterdam

Claes Pietersz. die we vanaf nu Nicolaes Tulp gaan noemen, was dus van 1611 tot 1614 in Leiden.
En in die stad woonde toen een klein jongetje die ook een beroemde Amsterdammer zou worden. Alleen anders dan bij Tulp werd bij deze persoon nooit zijn geboortestad vergeten. Niet iedereen weet dat Tulp eigenlijk uit Den Haag komt, maar iedereen weet dat Rembrandt uit Leiden komt.
Want over hem gaat dit stukje.
Rembrandt werd geboren in 1606 of 1607. Hij zelf zegt 1607. Laten we dat dan maar aanhouden.
Hij was dus een kleuter van vier jaar toen Nicolaes Tulp daar kwam studeren. En zeven toen deze weer terug keerde naar Amsterdam.
Rembrandts leven bestond toen nog voornamelijk uit spelen.
Hij kwam uit een groot gezin met tien kinderen. Zelf was hij nummer negen.
Zijn vader was molenaar van een moutmolen. Zijn moeder was een bakkersdochter. Het was geen arm gezin en op tienjarige leeftijd ging Rembrandt naar de Latijnse School. Hij is zelfs ingeschreven geweest op de universiteit in 1620, maar waarschijnlijk heeft hij daar geen lessen gevolgd. Rembrandt wilde namelijk schilder worden en ging in de leer bij Jacob van Swanenburg, een Leidse historieschilder.
Deze leraar had een atelier aan de Langebrug en was getrouwd met de Italiaanse Margarita Cordona.
Swanenburgh had een aantal jaren in Napels gewoond maar kwam in 1608 in conflict met de inquisitie vanwege zijn schilderij "de Heksendans" . In 1615 keerde hij terug naar zijn geboortestad. Twee jaar later volgden zijn vrouw en kinderen.
In 1625 vertrok Rembrandt naar Amsterdam om in de leer te gaan bij Pieter Lastman. Van hem leerde hij composities opbouwen.
Pieter Lastman woonde bij zijn moeder in de Sint Anthonie Breestraat. In 1602 en 1606 was hij naar Italië geweest en heeft zich daar laten inspireren door Paolo Veronese en Caravaggio.
Ooit was er sprake van dat hij zou trouwen met de zuster van Bredero, maar hij is altijd vrijgezel gebleven.
In 1632 ging hij bij zijn broer wonen.

                                                                Plattegrond van Amsterdam 1625. (Rijksmuseum)

Rembrandt bleef maar een half jaar bij de familie Lastman wonen en ging daarna terug naar Leiden om zijn eigen atelier te beginnen.
Op 27 april 1630 overlijdt zijn vader.
In 1631 ging hij nogmaals naar Amsterdam en ditmaal bleef hij er ook.
Hij ging werken (of kocht zich in) bij Hendrick van Uylenburgh die een academie was gestart. Ook trok hij bij hem in. Nu woonde hij weer in zijn oude buurt, in de Jodenbreestraat. Eigenlijk heette de straat nog gewoon Breestraat, maar werd door de vele joden die zich daar vestigden al snel Jodenbreestraat.
Nu kan ik gaan vertellen over alle kunstwerken die hij maakte, maar dat doe ik niet. Ik pik er maar één uit.
Voor ik daar echter aan begin zal ik eerst vertellen van een andere Leidenaar die in Amsterdam was. Dit was Adriaen Adriaensz. Hij was een leeftijdsgenoot van Rembrandt, maar leefde een heel ander leven. Een crimineel leven. Zijn leven bestond uit roven en stelen. Waarschijnlijk komt hij uit een arm gezin, want ik heb geen informatie kunnen over zijn familie. Alleen dat zijn vader misschien een leerwerker was.
Hij zelf was kokermaker . Maar daar was hij dus schijnbaar niet werkzaam in, omdat hij leefde van wat hij kon stelen. Het eerste proces in Amsterdam dateert uit 1625. Volgens het dossier is hij dan ongeveer 21 jaar. Hij is dus een jaar of vier ouder dan Rembrandt. Beiden uit Leiden en uiteindelijk ook beiden in Amsterdam.
De schilder volgde in 1625 zijn eerste Amsterdamse lessen en Adriaan had in dat jaar zijn eerste Amsterdamse proces. Kenden ze elkaar misschien? Er is geen bewijs voor, maar het zou zo maar kunnen.
Enfin, terwijl de een werkt aan zijn ontwikkeling wordt de ander meermalen gearresteerd, gebrandmerkt en veroordeeld toch gevangenisstraffen. 
En dan krijgt Rembrandt een belangrijke opdracht. 
Hij mag een anatomische les schilderen. Dat mag als een eer beschouwd worden. Zeker als professor Tulp de praelector anatomiae (voorlezer in de anatomie) zal zijn. 
De anatomische les is een jaarlijks gebeuren en het lichaam dat er voor gebruikt wordt is meestal een veroordeelde crimineel die door ophanging om het leven is gebracht.
En nu is het niet moeilijk te raden wat er gaat komen.
In Januari 1632 werd Adriaen Adriaensz. voor het laatst veroordeeld. Hij kreeg de strop voor het stelen van een mantel, waarbij hij het slachtoffer naar het leven heeft gestaan. De schande van Volewijk bleef hem echter bespaard omdat zijn lichaam ter beschikking kwam van de wetenschap. 
Volewijk was de plek waar gehangenen nogmaals werden opgehangen en dienden als waarschuwing voor mensen die ook criminele gedachten hadden. Je werd daar gelaten totdat je door de vogels was opgegeten. Ik wil me er niet eens bij voorstellen hoe het er daar in die tijd uit zag of hoe het er rook.
Maar Adriaen werd dus vereeuwigd door Rembrandt, zijn stadsgenoot en misschien wel een bekende van hem.
En hij staat er netjes op. Of beter: hij ligt er netjes bij. Bij dit soort lessen was het gebruikelijk eerst de bederfelijke organen te verwijderen. Deze werden ook uitgebreid getoond aan de toeschouwers. Maar Adriaen ligt ongeschonden op de tafel. 
Ook lijkt er bij onderzoek van het schilderij met röntgenstralen te zien zijn dat Rembrandt eerst een stomp heeft geschilderd. Het is dus goed mogelijk dat Adriaen bij één van zijn veroordelingen zijn hand al had verloren voor diefstal. 
Waarschijnlijk is op verzoek van Tulp zelf het lichaam zo afgebeeld als het op het schilderij staat. Hij wilde de nadruk leggen op zíjn les van de hand en hoe de spieren daar werken. 
Het is dus geen realistische afbeelding.
Ook waren de geportretteerden niet echt tevreden met hoe ze er uitzagen. Ze leken niet, vonden ze. 
Hoe het ook zij, het werk is beroemd geworden. En Adriaen Adriaensz. ook. Al weet bijna niemand wie hij is, ze kennen wel zijn beeltenis.



Het schilderij is te zien in het Mauritshuis in Den Haag.
Het Rijksmuseum in Amsterdam wilde het ook graag aanschaffen en er was een soort van strijd tussen de twee musea, die dus gewonnen is door het Mauritshuis. 



                                                                                                 





woensdag 12 augustus 2015

Van Den Haag naar Amsterdam



Op 11 oktober 1593 wordt een kind geboren in Den Haag die ooit een beroemde Amsterdammer zal worden.
Zijn ouders zijn Pieter Dirksz, een lakenhandelaar, en Grietje Dirks Poelenburgh, een dochter uit een goede familie. De beroemdheid in spé is het vierde kind van dit echtpaar.
Het eerste is een meisje, Grietje genaamd. Zij leeft maar kort. Ze is geboren in 1586 en overlijdt in 1587. Daarna komt Dirk in 1588. De derde is weer een dochter, Trijntje. Zij wordt geboren in 1590 en overlijdt op 13 of 14 jarige leeftijd in 1604. En dan het laatste kind. Hij wordt dus in 1593 geboren en heet Claes.
Het gezin verhuisd op zeker moment naar Amsterdam. Dit moet na 1604 zijn omdat ik nergens geen gegevens in het Amsterdams archief kan vinden over het overlijden van Trijntje. Dat is dus waarschijnlijk nog in Den Haag gebeurd.
In 1604 gaat Dirk naar Leiden om Godgeleerdheid te studeren.
Onze Claes komt dus een beetje als enig kind met zijn ouders in de grote stad aan.
In Amsterdam volgt Claes Pietersz. de Latijnse school.
De kleine jongen zal dat niet echt beseft hebben, maar Amsterdam begon nu echt te groeien. Overal werd gebouwd. Dat was ook wel nodig, want er kwamen heel veel mensen naar de stad. Onder andere sefardische joden uit Spanje en Portugal. Deze werden in hun eigen land vervolg en vluchtten dus naar het noorden. Veelal naar Antwerpen. Toen daar ook de vervolging begon pakten ze weer hun boeltje en kwamen zo in Nederland terecht. En dus ook in Amsterdam.
Op 17 jarige leeftijd gaat Claes ook studeren in Leiden. Maar geen godgeleerdheid. Nee, hij gaat medicijnen studeren
Op 19 februari 1611 wordt hij door rector Snellius ingeschreven.
Claes komt niet helemaal onbeslagen ten ijs op de universiteit, want in Amsterdam was hij al bij enkele stadsgeneesheren in de leer geweest.
Voor zijn afstuderen schreef hij het proefschrift ” de Cholera Humida” en droeg dat op aan zijn broer Dirk. Die was inmiddels sinds 1613 priester in Sloterdijk.
Op 30 september 1614 nam Claes Pieterszoon zijn diploma in ontvangst van zijn grote voorbeeld, leermeester Pauw.
Nu hij officieel ‘Doctor in Medicijnen’ is keert hij terug naar Amsterdam.
Hij begint daar een praktijk en is al snel een gerespecteerd arts.
En dan komt de liefde om de hoek kijken. In deze tijd werden huwelijk vaak geëngageerd, maar niet in het geval van Claes. Hij wordt verliefd op Eva van der Voegh. Zijn ouders zijn er niet echt blij mee, maar toch wordt zij zijn vrouw. Op 2 juni 1617 gaan zij in ondertrouw en op 20 juni 1617 trouwen zij.                                                                
Ze betrekken een huis op de Prinsengracht en krijgen zes kinderen. Het derde kind, Gherytgen, overlijdt in het eerste levensjaar. In 1625 wordt het laatste kind, Claes, geboren.  Hij zal zijn moeder verliezen als hij nog een peuter is. Eva van der Voegh overlijdt in 1628.  Twee jaar later hertrouwt Claes met Margaretha de Vlaming. Maar zij gaat niet mevrouw Pieterszoon heten, want inmiddels heet Claes Pietersz. nu Nicolaes Tulp.                    
Voor deze naam heeft hij gekozen omdat het tweede huis dat hij met zijn Eva betrok op de Keizersgracht een gevelsteen had met een tulp er in. Er gaan ook geruchten dat het een uithangbord betrof, maar ik heb daar niets concreets over kunnen vinden. In ieder geval vond de dokter de naam Tulp opvallender dan Pieterszoon, want zo heette de halve stad al.



Dit is het pand Keizersgracht 210 waar Nicolaes Tulp het grootste deel van zijn leven heeft gewoond.
Foto gemaakt door Ricardo Vera Afanador.