donderdag 30 april 2015

Jodenbreestraat en omgeving


Straatverlichting 

Rond 1600 ontstond de Jodenbreestraat, die toen nog gewoon Breestraat werd genoemd.
Dat duurde niet lang, want er kwamen al snel veel sefardische joden wonen, dat het al snel Jodenbreestraat werd.
Een van de eerste kopers van grond daar was Jan Jansz. Carel. Hij was een bevelhebber bij de opkomende V.O.C. Hij is rijk geworden door de zuivelhandel en kocht veel panden in Amsterdam. Jan Jansz. was ook de eigenaar van een glasblazerij op de kloveniersburgwal.
Die Jan Jansz. Carel kocht in 1606 grond waar de Jodenbreestraat zou verrijzen. Hij liet daar een groot huis bouwen dat allure uitstraalde.
Op de koopakte wordt ook de Sint Antoniebreestraat genoemd, want het is een hoekpand.
Lang kan hij niet van zijn huis genieten, want in 1616 overlijdt hij.
In 1622 koopt Abel Mathijsz Burgh het pand. Hij overlijdt op 12-07-1646. Zijn weduwe Maria Quekels verkoopt in1651 het huis aan Isaac de Pinto. Op de koopakte wordt ook de burgemeester genoemd als verkoper. Waarschijnlijk omdat vrouwen zulke handelingen nog niet mochten verrichten. 
Deze Isaac zou de naamgever worden van hoe het huis nu heet. Het Pintohuis. 
De Pinto's kwamen uit Rotterdam en daarvoor uit Antwerpen en waren zeer vermogend.
Het huis werd dan ook zeer luxueus verbouwd en ingericht. In 1686 liet een zoon van Isaac, David, een enorme gevel van zandsteen met marmeren borstweringen aanleggen.
In de Jodenbreestraat woonden dus gefortuneerde mensen. 
Rembrandt van Rijn, daarvoor Pieter Pietersz. Lastman. Een burgemeester: Geurt van Beuningen. 
Rembrandt kon zijn huis kopen omdat hij 10.000 guldens van zijn moeder erfde. Maar hij was natuurlijk ook een gewaardeerd portretschilder en verdiende een goede boterham.
Vanuit zijn raam kon Rembrandt de Sint Antoniesluis zien. Deze is in 1602 aangelegd als onderdeel van de stadsuitbreiding. 
De Sint Antoniebreestraat loopt van de Sint Antoniespoort , wat nu de Waag is, naar de Sint Antoniesluis. De verlenging van deze straat noemt met vanaf de 17e eeuw Jodenbreestraat. 
Waar nu de Nieuwmarkt ligt heette het vroeger de Sint Antoniesmarkt. Dit gebied ontstaat doordat de Kloveniersburgwal gedeeltelijk gedempt wordt. 
Eigenlijk was deze buurt er dus wel één met aanzien, door de vermogende bewoners. 
Hoe zag het er nu uit als je er 's avonds of 's nachts doorliep? Ik denk dat je niet veel zag. In 1579 werd straatverlichting verplicht bij bruggen en grote gebouwen en herenhuizen. Die bestond uit kaarslantaarns. Veel meer dan lichtpuntjes zullen dat niet geweest zijn. In 1668 besloot de Vroedschap ( nu zouden we gemeenteraad zeggen) dat er meer verlichting moest komen en wel in olielantaarns. Er kwamen 600 porseleinen lantaarns in de hoofdstraten.
Amsterdam was verdeeld in 17 wijken en iedere wijk had een lampenvuller. Ook vervingen zij de lonten en maakten het lampenglas schoon. En dan had je nog de lantaarnopstekers. Dat waren er zes á zeven per wijk en dit werd gezien als een bijbaantje. De vullers hadden een dagtaak aan hun baan.
En dan had je nog de "nagtronders" die moesten controleren of de lantaarns allemaal waren aangestoken. Als dit niet het geval was volgde er een boete voor de opstekers. In 1682 had De stad al 2380 straatlantaarns en verliep alles zeer goed georganiseerd. 
Grappig om te weten is dat de laatste lantaarnopsteker in 1957 met pensioen ging.


Op deze foto van de Schouwburg aan de Keizersgracht (1665-1772) zie je de lantaarns goed hangen.


zaterdag 25 april 2015

Het Rembrandthuis



Het Rembrandthuis is gebouwd in 1606. Maar natuurlijk niet voor de beroemde schilder. Sterker nog, de schilder werd pas in dat jaar geboren te Leiden.
In 1606 kocht ene Hans van der Voort er drie percelen grond. Twee percelen van Claes Meusz en één van Pieter van Houtten. Hierop bouwde hij twee huizen. In het huis dat later het Rembrandthuis zou gaan heten, ging zijn broer Cornelis van der Voort wonen. Cornelis was net als Rembrandt een kunstschilder.
Maar ze woonden er niet lang. In 1608 worden de panden verkocht aan de Antwerpenaar Pieter Belten.
Als Pieter Belten overlijdt erft zijn zoon, ook Pieter Belten, de huizen. In één van de huizen gaat Christoffel Thijsz wonen.
Dan in 1639 komt Rembrandt in beeld. Hij koopt het huis, dat er nu anders uitziet dan toen het gebouwd werd. Er zit een verdieping meer op en de gevel is veranderd. Het zijn nog wel twee onder één kap huizen. Hij betaald er 13.000 guldens voor. Althans dat is de prijs. 
Het adres van het pand luidt: Breestraat , huis en erf over de Sint Antoniesluis
Maar Rembrandt kan niet aan zijn betaalverplichtingen voldoen en hij gaat dan ook failliet. 
In 1658 wordt het huis verkocht aan Lieven Symons en Samuel Geringhs voor 11.218 guldens. Zij waren schoenmakers.
In 1679 worden de huizen apart verkocht. Het rechterpand wordt verkocht aan Mordechay Franco Mendez voor 7.000 guldens.
Hendrick Henkhuysen kocht het linkerpand voor 6.000 guldens.
Door een kwijtscheldingskwestie wordt het linkerhuis in 1721 verkocht aan Francois van Staden.
In 1737 koopt Andries Jacob Levy het pand. Hij is een kleerkoper.
In 1771 koopt hij ook het rechterpand, dat tot nu toe nog in handen was van de familie Mendez. Nu is het "Rembrandthuis" weer compleet. Hij betaalde 10.218 guldens voor dat pand. 
In 1804 sterft Andries Jacob Levy en zijn zoon Barend erft het dubbele huis. 
Na Barends dood verkopen zijn 11 (!) kinderen het weer.
Het worden weer twee aparte huizen. 
Rechts wordt gekocht door Salomon Michiel Cats. 
Hij verkoopt het in 1824 door aan Hester Jochem Spitz, weduwe van Jochem Isak Spitz.
Nu koopt Mozes Juda Auerhaan het van haar in 1831.
Het linkerhuis wordt in 1822 gekocht door Levy Abraham Bierman. Ik heb geen documenten kunnen achterhalen van het pand tussen 1804 en 1822. Waarschijnlijk hebben de kinderen van Barend Levy het in hun bezit gehouden tot Levy Abraham Bierman het kocht.
In 1848 komt er weer een nieuwe eigenaar voor dit linkerhuis. En wel Leentje Emanuel Boedels, de weduwe van Mozes Juda Auerhaan. De twee huizen zijn weer verenigd.
Leentje sterft in 1850 en laat de huizen aan haar zoon na. Dat is Emanuel Mozes Auerhaan. 
Deze verkoopt de panden aan Jochem Izak Spitz, de zoon van Jochem Izak Spits en Hester Jochem Spitz. Hij betaald 5.500 guldens voor beide panden.
En dan koopt de gemeente Amsterdam het om er het Rembrandthuis museum van te gaan maken. De gemeente betaald 35.000 gulden. In 1906 wordt het gekocht en in 1911 wordt het museum geopend door koningin Wilhelmina.





Dit is het Rembrandthuis voor 1626 en na. Er is een etage bijgekomen en de gevel is veranderd.